Miszitten -(zat mis, heeft misgezeten), (w. g.) niet wel zitten, zich verkeerd hebben nedergezet: ik heb misgezeten, ik zat niet goed, (ook) ik zat op eene verkeerde plaats;
— (miszat, heeft miszeten), (w. g.) niet wel voegen, niet goed zitten: deze jas heeft hem miszeten.