Midden o. deel of punt tusschen twee uitersten en van elk van deze even ver verwijderd; wat tusschen iets anders inligt, middelste gedeelte: eene lijn trekken uit den tophoek van een driehoek naar het midden van de basis;
— de deugd in het midden, zei de duivel, en hij ging tusschen twee Kapucijnen;
— hij woont in het midden van de stad; op het midden van den dag, op klaarlichten dag;
— de waarheid ligt in het midden;
— iets in het midden brengen, ter sprake brengen, ten beste geven (eene mededeeling, eene tegenwerping enz.);
— iets in het midden laten, er nu niet over spreken, het onbeslist laten;
— rustig te midden der woeste golven; te midden zijner familie, in den schoot, in den kring van;
— iem. uit ons midden, een der onzen;
— de afstand der golfbrekers is in elke rij; 60 cM. midden op midden.