Het begrip haken heeft 4 verschillende betekenissen:
1. haken - HAKEN, (haakte, heeft gehaakt), met een haak grijpen of blijven hechten de doornen haakten in de wollen vacht der schapen; dat haakt niet goed in elkaar; hij bleef met zijne jas aan een spijker haken;
— (fig.) zoo lang die dingen nog haken, is er niets aan te doen, zoolang de zaak nog niet ontward is.
2. haken - HAKEN, (haakte, heeft gehaakt), (handw.) knoopen door middel van een beenen, houten of stalen staafje met een weerhaakje aan het eene uiteinde een kantje haken; een gehaakt muisje.
3. haken - HAKEN, (haakte, heeft gehaakt), heftig verlangen: hij haakt naar roem en eer.
4. haken - HAKEN, (haakte, heeft gehaakt), (gew.) den grond met den hak bewerken;
— (veend.) de gegraven turven op den haak (soort van schop) aannemen.