Gepubliceerd op 13-09-2018

Kruit

betekenis & definitie

KRUIT, o. buskruit: met los kruit schieten, zonder scherp;

zijn kruit droog houden, zich gereed houden tot den strijd;
— rookloos, rookzwak kruit; nog geen kruit geroken hebben, nog niet in den oorlog geweest zijn
— de lont in het kruit steken; (fig.) ik heb al mijn kruit verschoten, ik kan niets meer doen;
— hij heeft het kruit niet uitgevonden, hij is niet slim, niet snugger
— zijn kruit op de musschen verschieten, woorden verspillen.