KLOMPENKAPPER, m. (-s), (gew.) klompenmaker;
...MAKER, m. (-s), die klompen maakt; hij slacht de klompenmakers, gezegd tot iem., die met zijn rug naar ’t licht zit;
...MAKERIJ, v. het maken van klompen; (mv. -en) plaats, waar klompen gemaakt worden;
...MARKT, v. (spr.) zij komt op de klompenmarkt, van een meisje gezegd, dat de dertig nadert;
...VOLKJE, o. het volkje op klompen, het plebs;
...WINKEL, m. (-s), waar men klompen verkoopt.