SLACHT - v. het slachten, inz. het slachten van een varken, eene koe voor eigen gebruik : de volgende week hebben wij de slacht,
— de slacht aan kant maken, alles in orde brengen : vleesch enz. inzouten, rooken, worst maken, enz.;
— iem. van de slacht laten proeven, een proefje van de slacht, een slachtje geven, wat vleesch, spek, worst, hoofdvleesch enz. geven van het voor eigen gebruik geslachte vee. SLACHTJE, o. (-s).