Het begrip klak heeft 3 verschillende betekenissen:
1. klak - KLAK, m. (-ken), een klakkend geluid het gaf een harden klak:
— slag met een klakkend geluid hij kreeg een klak in zijn gezicht.
2. klak - KLAK, v. (-ken), vlak, inz. inktvlak; eene klak modder, eene spat modder;
— (Zuidn.) overschot, kliekje: eene klak bier;
— (Zuidn.) klieken en klakken, alles wat iem. toebehoort (kleeding, gereedschap enz.) en weinig waarde heeft.
3. klak - KLAK, v. (-ken), (Fr. claque) hooge hoed met veeren dien men samendrukken kan;
— (Zuidn.} pet, muts met eene klep; zijn klak is aan zijn hoofd vastgegroeid, hij groet nooit, is zeer onbeleefd.