Gepubliceerd op 13-09-2018

Kenteren

betekenis & definitie

KENTEREN, kenterde, heeft en is gekenterd), overladen (goederen van het eene schip in het andere);

kantelen een balk kenteren;
— een schip kenteren, omhalen, op zijde stellen, ten einde het te herstellen;
— omslaan (van een vaartuig);
— omrollen de mast kentert;
— het tij kentert, het tij verandert, het wordt eb (of vloed);
— de stroom kentert, is aan ’t walen;
— de storm kentert, loopt om. KENTERING, v. (-en), het kenteren; zekere beweging van het zee- en rivierwater; de overgang van den eenen moesson tot den anderen de voorjaars-, najaars-kentering;
— er kwam eene kentering in zijne gevoelens, eene verandering, ommekeer;
— de kentering in de publieke opinie, veranderde zienswijze.

< >