omhalen, (haalde om, heeft omgehaald), (scheepst.) een schip zoodanig wenden, dat het met de andere zijde naar den wal komt te liggen, het door middel van uitgebrachte trossen enz. omwenden : eer wij de haven uitgaan, moet het schip omgehaald worden;
— (scheepst.) (van de raas en de zeilen) ze door middel der brassen zoodanig doorhalen, dat de raas over de andere zijde komen te staan : de raas over bakboord omhalen (ombrassen);
— haal om achter !, bevel om het achtertuig over de andere zijde bij den wind te zetten;
— omverhalen, omver doen vallen : om den brand te stuiten moest men de belendende huizen omhalen;
— (van den grond) omgraven, omwerken, omwoelen: als het kreupelhout gerooid is. moet de grond goed omgehaald worden;
— dooreen-, overhoophalen : hij ging eenige winkels bezoeken, liet veel dingen omhalen en kocht weinig;
— bij het onderwerp, waarover men spreekt of schrijft, zonder orde of maat te pas brengen : wat heeft die advocaat in zijn pleidooi eene geleerdheid omgehaald;
— (Zuidn.) tot eene andere meening overhalen, bepraten om iets te doen;
— eene streep zetten om iets wat geschreven of gedrukt is ; om niet in de war te komen, moet ge elke som die af is netjes omhalen. OMHALING, v. het omhalen.