Gepubliceerd op 13-09-2018

Inwendig

betekenis & definitie

INWENDIG, bn. bw. van binnen; zich binnen in iets bevindende : de inwendige deelen van het menschelijk lichaam;

dat doet den inwendigen rnensch goed, dat versterkt de krachten, wekt de levensgeesten op; het inwendige;
— de inwendige, zending, in tegenst. met de zending onder de heidenen: het streven om den christelijken godsdienst in het land zelf en vooral onder de lagere volksklassen te versterken en uit te breiden; zich inwendig bezeeren;
— inwendig moest ik lachen, zonder het te laten merken; met inwendige voldoening iets opmerken; een inwendigen wrok koesteren. INWENDIGLIJK, bw.