Gepubliceerd op 13-09-2018

Inpakken

betekenis & definitie

INPAKKEN, (pakte in, heeft ingepakt), in een pak doen, inwikkelen, tot een pak maken : hebt gij dat postpakket wel goed ingepakt ?;

— uitgestalde waren weder samenpakken, in de kisten enz. bergen : de kermis is voorbij, de kramers zijn al bezig met inpakken;
— (gemeenz.) zich wegmaken: wilt ge wel eens gauw inpakken, brutale jongen !;
— in dikke en warme kleederen of doeken hullen;
— (gemeenz.) eten: hij heeft ongemakkelijk ingepakt;
— (fig.) iem. inpakken, iem. in hooge mate voor zich innemen : hij heeft mijne zuster door zijne mooie woorden heel en al ingepakt;
— (Zuidn.) iem. inpakken, hem herbergen;
— zij heeft hem ingepakt, bekoord, betooverd, gevangen, verliefd gemaakt. INPAKKING, v. het inpakken.