Gepubliceerd op 13-09-2018

Huurder

betekenis & definitie

HUURDER, m. (-s), die huurt of pacht.

HUURGELD, o. (-en), huur, loon (van bedienden);
...GRAF, o. (...graven), gehuurd graf;
...GROND, m. (-en), grond dien men in huur, gepacht heeft;
...HOUDER, m. (-s), (Zuidn.) stalhouder, rijtuigverhuurder;
...HUIS, o. (...huizen), gehuurde woning (in tegenst. met een eigen huis);
...JAAR, o. (...jaren), jaar van den huurtermijn;
...JAGER, m. (-s), (gew.) rijtuigverhuurder;
...KAMER, v. (-s), (Z. A.) gehuurde kamer; kamer in eene kazernewoning door een gekleurd arbeidersgezin bewoond;
...KANTOOR, o. (...kantoren), huur- en verhuurkantoor, waar men dienstboden kan huren, bevragen enz.;
...KIEZER, m. (-s), iem. die kiezer is op grond van de huishuur die hij betaalt;
...KNOL, m. (len), (minacht.) huurpaard;
...KOETS, v. (-en),
...KOETSJE, o. (-s), huurrijtuig;
...KOETSIER, m. (-s), iem. die rijtuigen verhuurt of een huurrijtuig bestuurt;
...LAKEI, m. (-en), gehuurde lakei;
...KWITANTIE, v.(-s), kwitantie voor betaalde huur;
...LAND, o. (-en), land dat men in huur heeft, gepacht land;
...LEGER, m. (-s).