HONDERDVOUD, bn. honderdvoudig: (bijb.) een ander deel (van het zaad) viel in de goede aarde en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig- en het ander dertigvoud;
—
—, o. (rekenk.) een getal dat door honderd deelbaar is, dat een veelvoud is van honderd: zeshonderd is een honderdvoud.