Gepubliceerd op 24-02-2020

Haai

betekenis & definitie

Het begrip haai heeft 2 verschillende betekenissen:

1. haai - HAAI, m. (-en), (nat. hist.) eene onderorde der kraakbeenvisschen, bevattende meer dan 150 soorten van vlugge, slanke en lenige roofvisschen (squalidae), de blauwe haai of menschenhaai (carcharias glaucus) verslindt ook menschen;
er zijn haaien op de kust, (fig.) er is gevaar;
— het is naar de haaien, het is voor goed wg, ik zal het wel nooit terugzien;
— hij is naar de haaien (of die is voor de haaien), hij is reddeloos verloren; (zeew.) schuldeischer; schrok, gulzig persoon;
— (gew.) een vrouw of meisje, die wat aandurft, die niet op haar mondje is gevallen.

2. haai - HAAI, m. (Zuidn.) schuine hoek, bocht de Schelde loopt met veel haaien en draaien;
— er een haai in geven, woest, wild, op goed geluk af knippen, snijden;
— (Zuidn.) in, met een haai, in een oogenblik.