Wat is de betekenis van haai?

2024-03-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

haai

Het begrip haai heeft 4 verschillende betekenissen: 1) zeevis met kraakbeenskelet. zeevis zonder schubben en met een kraakbeenskelet uit de superorde van haaien; zeevis met een langgerekt lichaam die vaak scherpe tanden heeft en herkenbaar is aan zijn gevaarlijke uiterlijk en puntige rugvin. Kan in vele verschillende soorten, zoals witte...

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

haai

1) (1904) (Barg.) gewiekst. Bij Köster Henke (1906): sterk, groot, bij de hand, geducht. • ... schelden Hans voor haaie haardief... (Jacob Israël De Haan: Pijpelijntjes. 1904) • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Al had hij er menigeen zèlf van verschut en naar 't schuurtje gebracht, ja, tot oms...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haai

haai - Zelfstandignaamwoord 1. (vissen) kraakbenige roofvis 2. (scheldwoord) hebzuchtig, inhalig persoon (met een grote bek) haai - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haaien ♢ Ik haai 2. gebiedende wijs van haaien haai!...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

haai

sterk, groot, bij de hand, geducht In deze betekenissen in 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Als min of meer vaste verbindingen noemt Köster Henke haaie drukker(d) (‘zware straf’), haaie goozer (‘sterke kerel’) en haaie lel (‘grote borrel’). Als voorbeeldzin geef...