Het begrip graaf heeft 3 verschillende betekenissen:
1. graaf - GRAAF, m. (graven), hoogste adellijke titel hier te lande;
— (hist.) ambtenaar vanwege den vorst, belast met de opperste rechtspraak in een landschap, later ook met het bestuur daarover: de graven van Holland; in den Frankischen tijd werd ons land bestuurd door gouwgraven;
— (in samenst.) ambtenaar die met het toezicht over iets is belast: dijkgraaf, pluimgraaf. GRAAFJE, o. (-s).
2. graaf - GRAAF, m. (graven), (gew.) GRAVEN, (-s), breede waterloop, gracht, stadsgracht, burgwal; uitgegraven diepte, sloot, greppel; (veroud. spr.) als ’t aas ligt in den graven, dan lachen alle raven.
3. graaf - GRAAF, v. (graven), ijzeren spade: Haarlemsche graaf, die naar onderen spits toeloopt; Delftsche graaf, met vierkant blad. GRAAFJE, o. (-s).