Gepubliceerd op 06-09-2018

Goedigheid

betekenis & definitie

v. al te groote goedheid, welwillendheid;

— (van God) lankmoedigheid;
— goedhartigheid, toegeeflijkheid: iets uit goedigheid doen, uit louter welwillendheid, onverplicht;
— ’t is eene goedigheid, iets waartoe men allerminst gehouden is, maar dat men zoo goed is wel te doen.

< >