Wat is de betekenis van Goedigheid?

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Goedigheid

s., guodlikens.

2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

goedigheid

v., goede en zachte gezindheid (met gedachte aan toegeeflijkheid); iets uit — doen, uit louter welwillendheid, onverplicht.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Goedigheid

v. al te groote goedheid, welwillendheid; — (van God) lankmoedigheid; — goedhartigheid, toegeeflijkheid: iets uit goedigheid doen, uit louter welwillendheid, onverplicht; — ’t is eene goedigheid, iets waartoe men allerminst gehouden is, maar dat men zoo goed is wel te doen.