bn. weldenkend, het wel meenende met eene zaak, met eene partij, met de bestaande orde van zaken;
— (Zuidn.) in eene goede stemming verkeerende, niet gemelijk of knorrig. GOEDGEZINDE m. en v. (-n), die goedgezind is: alle goedgezinden moeten medewerken om dit kwaad tegen te gaan.