GLINSTEREN, (glinsterde, heeft geglinsterd), schitteren, flikkeren, glanzen, blinken: tallooze sterren glinsterden aan den hemel; vroolijk speelde de lentezon op de glinsterende daken; de bevroren ruiten glinsterden in het maanlicht; er glinsterde een traan in haar oog; ik zag aan zijne glinsterende oogen, dat mijn verhaal hem trof.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk