GEZANTSCHAP, o. (-pen), het ambt van gezant; eene staatkundige zending: Koenraad van Beuningen nam deel aan verscheidene gezantschappen;
— de gezant (of gezanten) met al de hun toegevoegde personen het gezantschap van den Sultan werd schitterend ontvangen;
— de gezant aan een vreemd hof met zijne onderhoorigen, ambassade, legatie ons gezantschap te Parijs.