GESLUIERD, bn. een sluier dragende, door een sluier bedekt; (fig.) (van de toekomst) gesluierd is de dag van morgen;
— door een wazigen nevel bedekt, heiig: het landschap is gesluierd;
— (phot.) die plaat is gestuurd, niet volkomen helder meer;
— (nat. hist.) met een sluier de gesluierde kop van den uil.