GELIJKMATIG, bn. bw. (-er, -st) (Zuidn.) van gelijke afmetingen, even groot of even klein (als een andere persoon of zaak);
— voortdurend of overal gelijk (in graad van sterkte, kracht, snelheid enz.): een gelijkmatige druk; een gelijkmatige draf; gelijkmatig van kleur;
— een gelijkmatige stijl, die geregeld in denzelfden toon voortgaat, zonder verheffing of daling; gelijkmoedig, niet onderhevig aan hartstochten of grillen een gelijkmatig karakter; hij is gelijkmatig van humeur, van geest;
— bw. (van wijze) op eene gelijkmatige wijze de raderen worden gelijkmatig rondgedreven. GELIJKMATIGHEID v.