GEDROCHT, o. (-en), een afzichtelijk of schrikwekkend wezen, als een draak, helsch ondier en andere dergelijke in het volksgeloof bestaande monsters; een dier, dat door zijn afzichtelijk of vervaarlijk uiterlijk afgrijzen of schrik verwekt: toen de oxygeenmicroscoop u de verschrikkingen van een droppel water vertoonde en sidderen deed voor de afgrijselijke gedrochten, die er zich in bewogen;
— een wanschapen of misvormd dier een kalf met twee koppen en dergelijke gedrochten waren op de kermis te zien;
— (scherts.) is dat je hond ? wat een gedrocht!;
— (w. g.) een bovenmatig woest of wreed en dus schrikwekkend dier, monster;
— (fig.) een wanstaltig of mismaakt mensch, wanschepsel dat kleine gedrocht (die kleine gebrekkige knaap) zal er voor boeten !;
— (fig.) een ontaard mensch, onmensch een zedelijk gedrocht, een door en door onzedelijk en dus afschuwelijk mensch, snoodaard;
— booze, afschuw verwekkende hartstochten, die als monsters worden voorgesteld die verschrikkelijke gedrochten, die monsters vervloekte wellust! gedoemde zonde !