Gepubliceerd op 02-09-2018

Draak

betekenis & definitie

DRAAK, m. (draken), fabelachtig monster, verschrikkelijk om aan te zien, gewoonlijk voorgesteld als een gevleugelde, vuurspuwende slang met hoornen en vier pooten;

— (nat. hist.) eene soort van Indische boomhagedis: vliegende draak (draco volans);
— (gew.) vlieger, speelgoed voor jongens;
— naam van een noordelijk sterrenbeeld;
—een ondeugende jongen 't is een draak (van een jongen)!
— eene leelijke vrouw die oude draak is nog verliefd
— (studentent.) hospita;
— een draak van een vent een onuitstaanbare kerel;
— slecht tooneelstuk, (vooral met vreeselijke tooneelen), spektakelstuk;
— den draak steken met iem., hem voor den gek honden, tot een voorwerp van bespotting maken;
— met alle voorschriften den draak steken er zich vroolijk over maken, ze niet opvolgen.