GEDREUN, o. het herhaaldelijk of aanhoudend dreunen, door eene min of meer hevige beweging in eene sterke trilling gebracht worden, welke met een dof geluid vergezeld gaat: het gedreun van den grond onder de zware kanonnen; het gedreun van den vloer bij het voorbijgaan der artillerie;
— dof weerklinkend geluid het gedreun van den eentonigen voetstap der soldaten;
— (w. g.) gebulder ’t gedreun des stormwinds door het woud; gedreun der kanonnen;
— (van muziekinstrumenten, die een doffen of zwaren klank geven) gebom: *t gedreun van trommel en trompet;
— (in betrekking tot de wijze waarop men spreekt, t. w. met eene gelijke, eentonige verheffing en daling van stem, inz. bij eene voordracht, rede, preek enz.) eentonig gegalm deze preek ging alzoo onder een bestendig en zwaar gedreun voort;
— (van muziek of een muziekinstrument, dat bespeeld wordt) eentonig geluid: het luide getangel en gedreun van den gamelan;
—eentonig gedeun, geneurie (van liedjes);
— (w. g.) gezeur, gezanik.