Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie K
- Kanonpatroontasch
- Kanonreep
- Kanonschot
- Kanonschotsafstand
- Kanonskogel
- Kanonspijs
- Kans
- Kansbiljet
- Kansel
- Kanselarij
- Kanselarijstijl
- Kanselbloempje
- Kanselier
- Kanselrede
- Kanselredenaar
- Kanselstijl
- Kanselwelsprekendheid
- Kansen
- Kansrekening
- Kant
- Kantaloep
- Kantbeitel
- Kantboordsel
- Kantcursus
- Kantdeel
- Kanteboom
- Kanteel
- Kanteelen
- Kanteelig
- Kanteeling
- Kanteellijst
- Kantelaaf
- Kantelen
- Kantelhaak
- Kantelings
- Kanteloep
- Kanten
- Kantendoos
- Kantengaren
- Kantenklauw
- Kanter
- Kanterkaas
- Kanterstok
- Kanthout
- Kanthouwen
- Kanthouwer
- Kantig
- Kantine
- Kantje
- Kantjes
- Kantjil
- Kantklopper
- Kantkoek
- Kantkooper
- Kantkussen
- Kantlid
- Kantlijn
- Kantnaald
- Kanton
- Kantongerecht
- Kantonnaal
- Kantonneeren
- Kantonnement
- Kantonnier
- Kantonrechter
- Kantoor
- Kantooragenda
- Kantoorhand
- Kantoorinkt
- Kantrechten
- Kantscheur
- Kantschuif
- Kantshaak
- Kantsteek
- Kantsteen
- Kantstopster
- Kantteekenaar
- Kantteekening
- Kantvisscherij
- Kantvrucht
- Kantwerk
- Kantwerken
- Kantwerker
- Kantwerkschool
- Kantzaad
- Kantzuil
- Kanunnik
- Kanunnikdij
- Kanunnikenbank
- Kaolin
- Kap
- Kaparang
- Kapater
- Kapbaar
- Kapbeenen
- Kapbeitel
- Kapdoek
- Kapel
- Kapelaan
- Kapelaanschap
