Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gekwalster
- Gekwansel
- Gekwartierd
- Gekwartileerd
- Gekwast
- Gekweek
- Gekweel
- Gekwek
- Gekwel
- Gekwetel
- Gekwetste
- Gekwetter
- Gekwezel
- Gekwijl
- Gekwikt
- Gekwink
- Gekwispel
- Gelaarsd
- Gelaat
- Gelaatkenner
- Gelaatshoek
- Gelaatskleur
- Gelaatsspier
- Gelaatstype
- Gelaatsuitdrukking
- Gelaatszenuw
- Gelaatwichelaar
- Gelabeur
- Gelach
- Geladen
- Gelag
- Gelaghouder
- Gelagkamer
- Gelakt
- Gelambrizeerd
- Gelamenteer
- Geland
- Gelande
- Gelang
- Gelanterfant
- Gelap
- Gelardeerd
- Gelasten
- Gelaster
- Gelastigde
- Gelaten
- Gelaten (zich)
- Gelatenheid
- Gelatine
- Gelatineeren
- Gelatinefabriek
- Gelauwerd
- Geld
- Geldadel
- Geldafperser
- Geldaristocraat
- Geldbelegging
- Geldbuidel
- Geldcrisis
- Gelddorst
- Geldelijk
- Geldeloos
- Gelden
- Geldend
- Geldersch
- Geldgebrek
- Geldgever
- Geldgier
- Geldgierig
- Geldgod
- Geldhandel
- Geldhark
- Geldheffing
- Geldhond
- Geldhuur
- Geldig
- Geldje
- Geldjesdag
- Geldkantoor
- Geldkas
- Geldkast
- Geldkoers
- Geldlade
- Geldleening
- Geldmakerij
- Geldmaking
- Geldmiddelen
- Geldmunt
- Geldoperatie
- Geldpacht
- Geldpost
- Geldschaal
- Geldschieter
- Geldschopje
- Geldsnoeien
- Geldsom
- Geldsomloop
- Geldsoort
- Geldstandaard
- Geldswaarde
