Gepubliceerd op 02-09-2018

Dunnen

betekenis & definitie

DUNNEN, (dunde, heeft en is gedund), dun maken; dun worden;

— het haar dunnen, knippen;
zijn haar begint al te dunnen, uit te vallen;
hoornen dunnen, snoeien, (ook) ze minder talrijk maken door een gedeelte ervan te verplaatsen, of uit te hakken; een bosch dunnen,
— een bed groenten dunnen, {uitdunnen), er een deel der planten uitnemen;
— de gelederen waren sterk gedund, er waren velen gevallen;
— de nevel dunt, begint op te trekken;
— de vergadering dunt, vele leden gaan heen;
— dun afsnijden (het leder); schaven, afschaven. DUNNING, v. het dunnen.