Wat is de betekenis van Dunnen?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dunnen

dunnen - Werkwoord 1. (intr) dun of dunner worden 2. (ov) dun of dunner maken Antoniemen dikken

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Dunnen

1. (akkerbouw) Het verwijderen van overtollige planten (vgl. Opeenzetten bij bieten). 2. (fruitteelt) Daar de vruchtbomen in het vruchtbare stadium en bij het groeien onder gunstige omstandigheden i.h.a. veel meer vruchten voortbrengen dan ze tot een goede ontwikkeling kunnen brengen, is de kweker verplicht cen deel hiervan te verwijderen. Dit gesc...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dunnen

v., (for)tinje.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dunnen

(dunde, heeft en is gedund), I. overg., dun maken; in ’t bijz. minder dicht, minder talrijk maken door een gedeelte er van te verplaatsen of weg te nemen : ziekte had de gelederen gedund; een bos dunnen ; een bed groenten dunnen; haar dunnen, er de zware vlokken uit knippen; — leder dunnen, dun afsnijden, schaven, a...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dunnen

dunde, h. 1. dunner, minder dicht, talrijk maken; het haar dunnen, uitknippen; de salade dunnen, het overtollige uitwieden; 2. dunner, minder dicht, talrijk worden, gedund; de menigte dunde.

2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Dunnen

(boschb.), → Uitdunnen.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dunnen

('dunnən) (dunde, gedund) I. (heeft) 1. dun(ner) maken. 2. minder dicht, talrijk maken : de dood had de troepen gedund; de verkiezing heeft de rijen van hun medestanders gedund. 3. het overtollige uitwieden: planten -. 4. knippen: het haar -. II. (is) 1. dun(ner) worden : zijn beurs was aanmerkelijk gedund. 2. minder dicht, talrijk w...

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dunnen

(dunde, heeft en is gedund), I. (overg.) dun maken; m.n. minder dicht, minder talrijk maken door een gedeelte ervan te verplaatsen of weg te nemen: ziekte had de gelederen gedund; een bos een bed groenten haar dunnen, er de zware vlokken uit knippen; leer dunnen, dun afsnijden, schaven, afschaven; II. (onoverg.) dun, minder licht, minder talrijk...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)