DOORZAKKEN, (zakte door, is doorgezakt), door iets heen zakken (vooral door ‘t ijs); verder laten dalen laat het blok nog wat doorzakken;
— voortgaan met buigen, langzaam neerkomen (door te zwaren last); verzakken de zoldering, de muur is doorgezakt, terdege DOORZAKKING, v. (-en).