doorzakken
(1961) (inf.) tot diep in de nacht uitgaan en veel alcohol na elkaar drinken. • Hij had, nu hij vrijgezel-af was, niet zo veel geld meer om door te zakken zoals hij een stuk in je kraag drinken noemde, maar hij wist nog prima de weg. (J.W. Holsbergen: Een koppel spreeuwen. 1961) • Voor dronken kennen we o.m. aanduidingen als: do...