DOORVAART, v. (-en), doorgang te waterstraat; het doorvaren; er is hier veel doorvaart, er varen vele schepen door deze stad;
—HOOGTE, v. (-n), de doorvaarthoogte eener brug, hoogte van het water tot den onderkant der brug;
—WIJDTE, v. (-n), de doorvaartwijdte eener schutsluis, de wijdte voor doorvarende schepen.