DOODSCH, bn. (-er, meest-), akelig,naar;eenzaam en verlaten een doodsch tafereel; eene doodsche eenzaamheid; wat is het hier doodsch; een doodsche weg;
— eene doodsche stilte heerscht in het rond, eene volkomen stilte, die onaangenaam aandoet. DOODSCHHEID, v.