Akelig bn. en bw. wat de zintuigen onaangenaam aandoet, (sterker dan) naar: een akelige smaak, reuk, lucht; een akelig drankje;
— een akelig gezicht, beeld, spook, afzichtelijk, pijnlijk om te zien;
— eene akelige kamer, akelig licht, somber;
— eene akelige muziek; een akelig voorgevoel, een akelige nacht, vrees aanjagend;
— een akelig boek, vol huiveringwekkende bijzonderheden, onaangenaam om te lezen;
— akelig weer, ruw, onstuimig;
— een akelig gezelschap, verblijf, vervelend;
— ’t is akelig met je, treurig gesteld;
— ik word er akelig van, ontsteld, diep geroerd, ook erg ontstemd worden, (door pijn) gekweld worden: ik voel mij (ben) akelig van de kiespijn; een akelige jongen, vervelend;
— een akelig wezen, iem. die afkeer opwekt, een onaangenamen indruk maakt;
— wanstaltig, zeer leelijk;
— bw. op eene akelige wijze; (vaak) gewoon versterkingswoord ’t is akelig koud; ’t was akelig donker.
