Gepubliceerd op 02-09-2018

Dobberen

betekenis & definitie

DOBBEREN, (dobberde, heeft gedobberd), drijvende zachtjes op en neder gaan (in het water); op zee zwalken: hij dobbert al op de baren;

— in een bootje ronddrijven (voor plezier), spelevaren;
— tusschen vrees en hoop dobberen, nu vreezen, dan hopen;
— ik heb al wat gedobberd, rondgedoold, gezworven;
— hij wist zijne zaak zoowat dobberende te honden, met moeite hield hij zich staande, wist hij een faillissement te voorkomen;
— de spelling van dit woord is dobberend, staat nog niet vast. DOBBERING. v. (-en).

< >