Gepubliceerd op 01-09-2018

Cursus

betekenis & definitie

CURSUS, m. (-sen), eene reeks van lessen, die elkaar volgens zeker plan opvolgen, en zeker afgesloten geheel vormen, in vakken van wetenschap of kunst: een cursus in de algebra volgen; een cursus in het schoonschrijven openen, oprichten; cursus voor de hoofdakte;

— hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, waar de geheele leerstof in 5 jaar behandeld wordt; ook één leerjaar: de cursus 1893
—94 begon met veertig leerlingen;
— de inrichting waar de cursus gegeven wordt; hij gaat een jaar op den cursus voor hoofdonderwijzer;
— danscursus, reeks lessen in het dansen;
— knipcursus, cursus in het maatknippen van kleedingstukken;
— pianocursus, in het pianospel;
— artïlleriecursus, naam eener voormalige opleidingsschool voor artillerie-officieren.