AFGESLOTEN, bn. en bw. (van eene vergadering) besloten, niet toegankelijk voor niet-leden;
— (van een stelsel) gesloten, goed doordacht en waarvan de deelen zoodanig aaneensluiten, dat alles een flink geheel vormt;
— afgezonderd levende, beperkt en stil;
— (mil.) afgesneden, van anderen gescheiden (een bevelhebber of legerafdeeling). AFGESLOTENHEID, v.