Gepubliceerd op 22-11-2018

Reeks

betekenis & definitie

Reeks - v. (-en), rij van geregeld naast elkander geplaatste dingen, aaneenschakeling, rij, keten: eene reeks hoornen, huizen, bergen;

serie: de loterij is in 5 reeksen verdeeld;
— (wisk.) geregelde opvolging van grootheden of getallen, die naar eene gegeven wet af- of toenemen; rekenkundige reeks, wier termen toe- of afnemen met een gelijk verschil (b.v. 2, 4. 6, 8 enz.);
— rekenkundige reeks van de 2de (3de) orde, wier verschillen eene rekenkundige reeks (van de 2de orde) vormen (b.v. 1, 3, 7, 13, 21 enz.);
—meetkundige reeks, wier termen toe- of afnemen met gelijke quotiënten (b.v. 2, 4, 8, 16 enz.); meetkundige reeks van de 2de (3de) orde, wier quotiënten eene meetkundige reeks (van de 2de orde) vormen (b. v. 1, 2, 8, 64 enz.):
— opklimmende reeks, waarin iedere voorgaande term kleiner is dan de volgende;
— afdalende reeks, waarvan iedere voorgaande term grooter is dan de volgende;
— groote menigte: eene reeks van bewijzen, van aanhalingen; eene reeks van groote mannen; eene reeks van gebeurtenissen; eene reeks ongelukken;
— (plantk.) zeker aantal familiën die bij elkander behooren.

< >