BROUWSEL, o. (-s), hetgeen gebrouwen is, bier, (minachtend gezegd);
— hoeveelheid bier in eens gebrouwen;
— minachtend gebezigd voor koffie, thee enz.: wat is me dat voor een brouwsel! wat slechte koffie enz. is dat;
— alle baksels en brouwsels zijn niet gelijk, alle arbeid valt niet even volmaakt uit. BROUWSTER. v. (-s).