Wat is de betekenis van Brouwsel?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

brouwsel

brouwsel - Zelfstandignaamwoord 1. een zelfgemaakt drankje Is dat brouwsel een beetje te drinken? Woordherkomst Naamwoord van handeling van brouwen met het achtervoegsel -sel.

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

brouwsel

brouwsel - zelfstandig naamwoord uitspraak: brouw-sel 1. wat gemaakt is van verschillende ingrediënten ♢ dit is een heerlijk brouwsel Zelfstandig naamwoord: brouw-sel het brouwsel de bro...

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Brouwsel

s.n., brout(e) (it), brou, brousel (it).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Brouwsel

o. (-s), hetgeen gebrouwen is, bier; — hoeveelheid bier in eens gebrouwen; — minachtend gebezigd voor een toebereide drank: wat is me dat voor een brouwsel! ook wel van een geestesgewrocht; — alle baksels en brouwsels zijn niet gelijk, alle arbeid valt niet even volmaakt uit.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

brouwsel

o. (-s) 1. a. Alom. vaak Min. wat gebrouwen is. b. Inz. hoeveelheid bier ineens gebrouwen. 2. Uitbr. Min. drank: zo'n koffie, wat is me dat voor een -! ➝ baksel.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Brouwsel

o. (-s), hetgeen gebrouwen is, bier; hoeveelheid bier die ineens gebrouwen wordt; minachtend gebezigd voor een toebereide drank: wat is me dat voor een brouwsel!; ook wel van een geestesprodukt; (zegsw.) alle baksels en brouwsels zijn niet gelijk, alle arbeid valt niet even volmaakt uit.

2024-04-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Brouwsel

Brouwsel - Elk gebrouwen produkt, dus behalve bier* ook het z.g. huisbier als kwass*.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Brouwsel

BROUWSEL, o. (-s), hetgeen gebrouwen is, bier, (minachtend gezegd); — hoeveelheid bier in eens gebrouwen; — minachtend gebezigd voor koffie, thee enz.: wat is me dat voor een brouwsel! wat slechte koffie enz. is dat; — alle baksels en brouwsels zijn niet gelijk, alle arbeid valt niet even volmaakt uit. BROUWSTER. v. (-s).