Gepubliceerd op 02-12-2018

Thee

betekenis & definitie

Thee - v. (-ën), (in de bet. van soorten van thee), een in den handel voorkomend product, dat uit de gedroogde bladeren van een altijdgroenen 4

—8 voet hoogen heester, thea chinensis, bestaat, en waarvan een smakelijk aftreksel gemaakt wordt, dat men warm gebruikt: in den handel onderscheidt men zwarte, bruine en groene thee; grove, fijne thee; gruis van thee, stofthee, de fijne deeltjes der gedroogde theeblaadjes;
— thee laten trekken; thee zetten, er heet water op schenken om ze te laten trekken;
— het aftreksel der thee : een kopje thee drinken; sterke, slappe thee;
— thee met witte puntjes, een slap aftreksel, bleek van kleur;
— dat is andere thee, heel wat anders; hij drinkt sterke thee, is een liefhebber van sterken drank ;
— tijd waarop men gewoonlijk thee drinkt; hij kwam op de thee, na de thee;
— namiddagpartij waarop thee rondgediend wordt: iem. op de thee verzoeken; er is eene thee ten hove; thee slaan (bij een professor), hem op theetijd bezoeken;
— (plantk.) plant die veel op den theestruik gelijkt; Drentsche thee, gagel;
— gedroogde bladeren (en bloemen) van verschillende planten, die als thee afgetrokken en gedronken worden ; thee van kamillen, van vlier.