Gepubliceerd op 01-09-2018

Breedte

betekenis & definitie

BREEDTE, v. (-n), afmeting van iets loodrecht op de lengte: de kamer heeft eene breedte van 5 Meter, heeft 5 Meter breedte;

— het moet uit de lengte of uit de breedte, op de eene of andere wijze moeten de noodige onkosten bestreden worden;
— baan (van stoffen): er gaan vier breedten aan of in dit kleed, er zijn drie banen toe noodig;
— (aardr.) afstand (ten noorden of zuiden) van den evenaar; 3° 25 N.B. (3 graden 25 minuten noorderbreedte; Z.B. zuiderbreedte);
— de aardrijkskundige breedte eener plaats is gelijk aan hare poolshoogte;
— astronomische breedte, de boogafstand (langs den breedtecirkel) van eene ster tot het vlak der ecliptica.