Gepubliceerd op 01-09-2018

Borstel

betekenis & definitie

BORSTEL, m. (-s), dikke, stijve, uitstaande haren, op het lichaam van varkens of wilde zwijnen, ook op insecten, inz. rupsen;

al regende het varkens, gij kreegt er geen borstel van, tot iem. gezegd wien het steeds tegenloopt;
— dunne steel, stekel (bij planten);
— borstels, baard of snor van korte, stijve haren;
— een gereedschap, bestaande uit een plat hout waarin enkele of bosjes borstels (ook wel dunne metaaldraadjes, fijne rijsjes of heide) zijn bevestigd, waarmee gereinigd, gepoetst wordt; schuier kleer-, haar-, nagel-, tandenborstel; boender: een platte borstel; paardenborstel;
— (Zuidn.) met den ruwen borstel aan eene kamer (ook aan iem.) gaan, terdege schoonmaken, hem ruw behandelen;
— kwast (schildersgereedschap);
— (nat.) borstel van de dynamo, een samenstel van koperdraden of -gaas tot het opnemen van den electrischen stroom van den commutator, van een dynamo.