Wat is de betekenis van Schuier?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schuier

(18e eeuw) (Barg.) mes. Syn.: galf*; koeter*;kortjan*; kout*; nifterik*; nijf*; opsteker*. • Mes: Schuyer, 't kout, een koeter. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743) • (Isidoor Teirlinck: Woordenboek van Bargoensch. 1886) • (H. de Seyn-Verhougstraete: Het Bargoensch van Roeselare. 1886) • (Ta...

2024-03-29
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

schuier

UIT: Vroenhout staat weer fier overeind (Paulus Smits, BN/De Stem, 12 januari 2012) CONTEXT: Haast ongemerkt komt diezelfde jongeheer even later met een SCHUIERTJE de loper schoonvegen. Dit getuigt van perfectie, net zoals het fraai vormgegeven serviesgoed, het mooie glaswerk en het moderne bestek. Hier heeft men oog voor detail. : borstel, veger...

2024-03-29
Jargon & Slang van Prostituees en pooiers

Marc De Coster (2017)

Schuier

Schuier - iemand een schuier geven: een bordeelbezoeker beroven. Syn.: afstoffen .

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Schuier

een - geven, Bargoense uitdr. voor ‘zakkenrollen; iemands kleding beroven’.