BOERENKIEL,m. (-en), grof linnen kiel;
...KIND, o. (-eren), kind uit den boerenstand;
...KINKEL, m. (-s), scheldwoord lompe, ongemanierde boer kerel;
...KLEED, o (-eren), kleeding kleedij gelijk een boer draagt;
...KLEEDIJ, v.;
...KLEEDING, v.;
...KLOEN,
...KLOOT, m. (-en), boerenkinkel; lompe vlegel;
...KNAAP, m. (...knapen), boerenjongen;
...KNECHT, m. (-s), vaste, inwonende boerenarbeder.