Het begrip bik heeft 2 verschillende betekenissen:
1. bik - BIK, o. afval, stukken en brokken van Bentheimer steen, fijngestampt tot schuurgoed zand en bik te koop; wat afebikt is: een pad met bik harden.
2. bik - BIK, m. (gew.) eten dat is goede bik, (ook fig.) dat is wat goeds;
— (iron.) dat is me ook een bik, daar is niets aan;
— (gew.) bijt in het ijs:
— (gew.) plaats aan een boomstam, waar een gedeelte der schors is weggehakt en een nummer geplaatst voor den houtverkoop, vgl. aanbikken;
— (gew.) dat is bik, dat is mijn, dat is binnen.