BIJTREKKEN, (trok bij, heeft en is bijgetrokken), tot zich trekken trek de tafel wat bij;
— aantrekken mijn tuin was te klein; ik heb er dien van mijn buurman bijgetrokken;
— (van kleuren) dat zat wel bijtrekken. bij het opdrogen (optrekken) zal het later geverfde, gewitte wel dezelfde kleur krijgen als het vroeger geverfde of gewitte;
— (van kleeren) *t trekt nog wel wat bij, de fout die nog aan ’t kleedingstuk is, wordt door ‘t dragen wel minder.