Gepubliceerd op 01-09-2018

Bezemschoon

betekenis & definitie

BEZEMSCHOON, bn. alleen met den bezem schoongemaakt of geleegd (wanneer men er uittrekt): dit huis is bezemschoon; (ook) het ziet er niet erg schoon uit;

...STEEL, m. (...stelen), steel van een bezem; (fig.) lang mager mensch;
— hij heeft een bezemsteel doorgeslikt, (gezegd van een lang en mager persoon), hij is erg houterig;
...STOK, m. (-ken), je wil staat met den bezemstok achter de deur, mijn wil geschiedt of ge krijgt slaag;
...STUIVERTJE, o. (-s), weleer, de kleinste zilveren munt in Nederland, dus geheeten naar den pijlenbundel, het zinnebeeld der zeven Vereenigde Gewesten, die daarop afgebeeld was.

< >