BENEFICIUM, o. (-s), voordeel, begunstiging; leengoed voor den tijd van het leven afgestaan, dus niet erfelijk; prebende; beneficium abstinendi, recht der kinderen om de nalatenschap der ouders niet te aanvaarden;
— beneficium appellandi, recht van beroep op een hooger rechtscollege;
— beneficium deliberandi, recht van bedenktijd van een jaar, alvorens eene erfenis te aanvaarden;
— beneficium inventarii, voorrecht van boedelbeschrijving;
— beneficium juris, de mogelijkheid om zich op uitzonderingsbepalingen der wet te kunnen beroepen;
— beneficium regulare, prebende die alleen aan monniken en nonnen gegeven wordt.